Leren van evalueren

In oktober 2015 sluiten NAM en zeven woningcorporaties in het aardbevingsgebied in Groningen een samenwerkingsovereenkomst voor een pilot herstellen, veiliger maken, bouwkundig versterken en verduurzamen van circa 150 (pilot 1A) en 1.500 (pilot 1B) corporatiewoningen in het aardbevingsgebied. De uitvoering onder regie van Centrum Veilig Wonen vindt plaats in de periode november 2015-augustus 2016. De bedoeling van de pilot (en de evaluatie daarvan) is om inzicht te krijgen in de (technische) mogelijkheden om de woningen bouwkundig te versterken en inzicht te verkrijgen in de daarmee gemoeide kosten alsmede de optimale wijze van samenwerken.

De evaluatie wordt gehouden in de periode mei-oktober 2016 door Theo Andreae (Ontwiqqel) en Erik Hamhuis (BCN-groep) onder leiding van onafhankelijke voorzitter Ab Meijerman (oud-burgemeester Veendam). De evaluatie richt zich op 13 aspecten, waaronder Effectiviteit organisatie, samenwerking en communicatie, Veiligheid, Bewonerstevredenheid, Constructieve kwaliteit en Kosten en financiering.

Voor de verschillende onderwerpen is eerst (bureau)onderzoek gedaan met medewerking van betrokken deskundigen van Centrum Veilig Wonen, alsmede externe deskundigen, welke ook eigen rapportages hebben opgeleverd voor de evaluatie. De betrokken gemeenten hebben een vragenlijst voorgelegd gekregen met betrekking tot leefbaarheid. Verder zijn er interviews gehouden met vertegenwoordigers van alle betrokken partijen. Om een goed en evenwichtig beeld te krijgen van het doorlopen proces, zowel in de voorbereiding als in de uitvoering, zijn er evaluatiebijeenkomsten geweest met de corporaties en aannemers. De bewoners zijn individueel benaderd in een bewonerstevredenheidonderzoek.

De pilot 1A vindt plaats in een voor iedereen bijzondere context. Er zijn veel factoren die van invloed zijn geweest op het proces en de resultaten. Hierbij kan gedacht worden aan de veiligheid van bewoners en de daaruit voortkomende onrust in de samenleving en de politieke druk. Ook de vele partijen die bij de opgave waren betrokken en de komst van de Nationaal Coördinator Groningen, met daarmee het wijzigen van het beleid van risico gestuurd naar een gebiedsgewijze aanpak, zijn een uitzondering op het gebruikelijke. Technische invloeden zijn de ontwikkeling van de Nationale Praktijk Richtlijn, het tijdens de uitvoering wijzigen van de contourlijnen van het aardbevingsgebied, het veranderen van het aantal te versterken woningen en het toepassen van ‘Nul op de Meter’. Een aantal factoren lopen als een rode draad overal doorheen: de onbekendheid met de situatie en de schaal van de opgave met daarbij de extreme tijdsdruk waaronder de pilot moest worden uitgevoerd.

Geconcludeerd wordt dat het zinvol is geweest om een pilot te organiseren voorafgaand aan een grootschaliger aanpak van corporatiewoningen. Er is veel kennis en ervaring opgedaan die bruikbaar is voor vervolgfasen. Het evaluatieteam adviseert om, naast verbeteringen van de werkwijze in de vervolgfase, voor de verdere toekomst een heroverweging te maken van de aanpak door een onderscheid te maken tussen een spoedeisende aanpak en een aanpak waarbij beter wordt aangesloten bij bredere gebiedsontwikkeling waarin ook rekening wordt gehouden met bijvoorbeeld demografische ontwikkelingen.